Asielopvang: een ingewikkelde puzzel

"Het gaat over mensen"

Steeds meer vluchtelingen zoeken een veilig onderkomen in Neder­land. De opvang van reguliere asiel­zoekers en Oekraïense vluch­telingen én een woning vinden voor mensen met een verblijfsver­gunning is een ingewikkelde puzzel voor het Rijk, provincies, gemeenten, uitvoerings­organi­sa­ties en omwonenden. 5 betrokke­nen uit Noord-Holland over hun ervaringen, uitdagingen en dilem­ma’s. “We krijgen het gewoon niet opgelost.”

“Waarom moesten we zo lang wachten op een besluit?”

Mari Hosib en haar man Ibrahim Hartyon, bewo­ners asielzoekerscentrum Heerhugowaard

“In Irak hadden we een goed leven: mijn man Ibrahim had een eigen bedrijf, we hadden een huis en een auto. Het was een heel moeilijke beslissing om Irak te verlaten, maar sinds de oorlog waren wij als christenen niet meer veilig. Inmiddels zijn we al 13 jaar in Nederland. In die perio­de hebben we in totaal 3 keer asiel aangevraagd: 2 daarvan werden afge­wezen, maar 2 maanden geleden kregen we een brief dat wij en Liza – onze jongste dochter – eindelijk een verblijfs­vergunning krijgen. Liza was zó ontzet­tend blij, kon alleen maar huilen van blijd­schap. Ze is 28 jaar en zit in haar laatste schooljaar. In april 2024 krijgt ze haar diploma. Onze andere 4 kinderen hebben al langer een verblijfsvergun­ning: 1 zoon woont in Muiden, een dochter in Lelystad en 2 andere dochters in de regio Arnhem. Jarenlang logeerden we elke week bij onze kinderen. Dat was een moeilijke tijd. We kregen soms geld en kleding van ze, terwijl wij hen juist moeten verwennen. Ook duurde de pro­cedure heel erg lang. Dat zorgde voor veel stress. Waarom moesten we zo lang wachten op een besluit?

De afgelopen 5 jaar verbleven we in opvanglocaties, waarvan nu 9 maanden in Heerhugowaard. Vooral voor kinderen is dit een leuke plek: zij zijn hier na school altijd aan het rennen, spelen, dansen, voetballen of tekenen. We hebben 9 klein­kinderen en een tiende is op komst. Als ze op bezoek komen, roepen ze altijd: ‘Oma, wat woont u mooi! Mogen we komen logeren?’. Helaas is daar geen plek voor.

De medewerkers zijn ook heel aardig. We worden bijvoorbeeld goed geholpen als we vragen hebben over procedures of als we naar het ziekenhuis of de huisarts moeten. Ja, wij wonen hier met veel plezier. Op maandag komt er een mevrouw langs die ons leert naaien. En 3 jaar lang gingen mijn man en ik elke dag naar school voor Nederlandse les.

Daardoor kan ik nu vaker naar buiten, met mensen praten en werken. Mijn man is 75 jaar en was eigenlijk te oud om naar school te gaan. Toen riep hij: ‘Nee, ik woon hier en moet de taal leren!’. Nu hebben we ons diploma gehaald; dat is goed voor de toekomst. En veel Neder­lands praten is natuurlijk ook een goede oefening. Heerhugowaard is heel mooi, we houden allebei van deze stad. Ik en andere azc-bewoners werken als vrijwilliger in een winkel voor tweedehands kleding. Ibrahim werkt in de bibliotheek van het azc: hij zoekt boeken op en neemt ze in ontvangst, noteert namen en tijden. Laatst was er feest in de winkel, met veel lekker eten en drinken. Ik kook graag, dat deed ik in Irak ook voor het Rode Kruis. De mensen in Heerhugowaard zijn heel lief. Zo willen klanten in de winkel regelmatig kleding en eten geven, maar ik heb niet veel nodig. Gisteren kregen we een brief van de gemeente Westervoort. Daarin stond dat we op de wachtlijst staan voor een woning. Het is een mooie, rustige plek, vlakbij onze dochters. Ik hoef geen groot huis: een woon- en slaapkamer is genoeg. Hopelijk kan ik daar ook vrijwilli­gerswerk doen, in een peuterspeelzaal misschien. Ik wil in elk geval blijven werken. Van thuisblijven word ik ziek. Ik weet niet hoe lang we op een huis moeten wachten, maar we hebben geen haast: het leven is hier goed.”

“Een azc is geen gevangenis”

Rick de Jeu, adjunct-loca­tiemanager asiel­zoe­kers­centrum Heerhugo­waard

“Dit azc is er sinds 2015. Hier verblijven mensen van over de hele wereld: Syrië, Turkije en Noord-Afrika, maar bijvoor­beeld ook Zuid-Amerikanen en (Wit-) Rus­sen. Er is in totaal plek voor 600 men­sen, verdeeld over diverse gebouwen. Per appartement wonen 6 tot 8 perso­nen. Het complex is een voormalig peni­tentiaire inrichting, dus gelukkig zijn er veel voorzieningen: een sportzaal, recrea­tieruimte, kippenren, barbecue­veld en sinds enkele jaren ook een Cruyff-court waar kinderen kunnen spelen en sporten. Ongeveer 50 vrijwil­ligers uit Heerhugowaard en omliggende plaatsen helpen met het onderhoud van het groen en moestuinen. Ze geven naai-, taal-, fiets- en verkeerslessen en sporten met de bewoners. Ook knappen vrijwilligers in onze werkplaats oude fietsen op die ze voor een klein bedrag verkopen aan bewoners. Op deze manier kunnen zij op de fiets naar werk of school.

Een azc is geen gevangenis: mensen mogen gaan en staan waar ze willen en leven zo zelfstandig mogelijk. Ze krijgen elke week een bijdrage voor boodschap­pen en € 14,- zakgeld. Ze moeten zich wel 1 keer per week melden. 2 weken achter elkaar overslaan kan gevolgen hebben voor hun recht op opvang. De mensen worden hier natuurlijk goed begeleid. Zijn ze hun sleutel kwijt of is er een stroom­storing? Dan kunnen ze terecht bij een woonbegeleider. En van een program­ma­begeleider krijgen ze trainingen in het wonen en werken in Nederland, over deze locatie, procedures of verzekeringen.

De asielprocedure in Nederland heeft verschillende fases. Asielzoekers en vluchtelingen moeten zich eerst melden in Ter Apel. Daar doen ze officieel hun asiel­aanvraag en start de procedure. Ze worden gescreend en krijgen een gezond­heidscheck. Vervolgens gaan ze naar een tijdelijke locatie waar ze een beetje tot rust kunnen komen.

Sommige mensen hebben namelijk een lange, gevaar­lijke reis vol ontberingen achter de rug. Na verhoor door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) horen ze of ze wel of geen asielstatus krijgen. Vervolgens gaan ze naar een azc. Door al deze verplaatsingen en beroepsmoge­lijkheden kan de procedure lang duren. Ook heeft de IND veel te weinig capaciteit voor het afhandelen van alle aanvragen. Na het verkrijgen van een verblijfsvergun­ning worden ze gekoppeld aan een gemeente voor woonruimte. Nee, dat afscheid valt mij en medewerkers niet zwaar. We zijn integere professionals. We weten dat ze weer vertrekken en geven geen voorkeursbehan­de­ling. We nemen bijvoorbeeld geen cadeaus aan en eten niet bij bewoners. Aan de andere kant doen we ons best om ze zoveel mogelijk te ondersteunen en te helpen. Die balans bewaken we voortdurend.

Dit werk kan erg intens zijn. Zo is het vinden van nieuwe of extra opvang­plakken voor het COA bijzonder moeilijk. En als dat is gelukt, dan moet er binnen enkele maanden een locatie met begeleidingsteam uit de grond worden gestampt. Sommige bewoners hebben bovendien psychische problemen. Het is best heftig als 3 keer per dag een crisis­team in actie moet komen. Toch blijft het mooi en betekenisvol werk, gericht op het helpen van kwetsbare mensen. Zij hebben niet voor deze situatie gekozen. Ze leven voortdurend in spanning, wach­tend op de volgende stap in hun proce­dure of een nieuwe locatie. Bewoners bouwen ook in Heerhugowaard iets op; ze hebben vaak een baan, opleiding, sociale contacten. En dan worden ze opeens naar een ander deel van Nederland gestuurd. Logistiek gaat dan boven mensen. Dat vind ik soms lastig.”

“De belangrijkste les: blijf praten met inwoners”

Jaap Martin, voorzitter Dorpsraad Petten

“In september 2022 werd bekend dat in Petten een crisis­noodopvangcentrum (CNO) kwam. Mijn eerste reactie? Toch wel schrikken. Petten heeft maar 1.600 inwoners en opeens komen daar 225 mensen bij. Dat is vrij heftig. We hebben in Petten ervaring met de opvang van asielzoekers. In 2015 bracht het COA hier ook al een groep mensen onder in het oude Huis ter Duin. Toch waren veel Pettemers vorig jaar erg boos. Het dorp werd er plotseling mee geconfronteerd, zonder enige inspraak. ‘We zijn het afvoer­putje van Schagen’, riepen veel inwoners. De gemeente hield weliswaar een informatie­avond, maar wij wilden dat de burgemeester ons op het kansel toesprak en geruststelde. Dat gebeurde niet.

Die hevige emoties hebben niks te maken met de bewoners. Natuurlijk is er een groep Pettemers die schreeuwt, maar tegen de mensen zijn ze vrede­lievend en gastvrij. Er kwamen vanuit inwoners, ondernemers en dorpsraad ook snel allerlei initiatieven op gang. Zo gaat een dorpsraad-collega elke donder­dagmiddag met een voorraad shuttles, rackets en netten naar de opvang voor badmintonlessen. Eerst de mannen, daarna de vrouwen en tot slot de kinderen. Er zit talent bij! Mijn overbuurman – oud-burgemeester van Bergen en oorspronkelijk leraar Neder­lands – geeft bovendien elke week Neder­landse les op locatie. De dorps­raad doneerde 100 paar badslippers en vrijkaar­tjes voor de Pettemer kermis. En kinderen kregen van ons hengels, zodat ze konden meedoen aan de viswedstrijd voor jeugd.

We hebben er alles aan gedaan om de bewoners een positief gevoel te geven. We hebben ook geen last van ze. Het is voor hen natuurlijk een trieste situatie. Ze heb­ben alles achtergelaten en komen vervolgens terecht in een klein dorpje zonder voorzieningen. Er is een winkel, een pizzeria en een restaurantje. Meer niet. Ik zie bewo­ners soms wandelen door het dorp, maar verder is er weinig contact. Vooral vanwege de taalbarrière. En wij mogen niet zomaar het terrein op voor een kop koffie. Het is voor die mensen dus een heel passief verblijf. Ze mogen nog net hun eigen tanden poetsen en kont afvegen. Dan denk je: ‘Wat hebben wij het hier toch goed’.

Over een paar maanden gaat onze crisisnoodopvang weer dicht. De locatie heeft geen vaste stroomvoorzie­ning en generatoren zorgen volgens het COA voor teveel stikstofuitstoot. Er wordt dus geen nieuwe aanvraag ingediend bij de gemeente. De meeste Pettemers zijn vooral blij dat het einde in zicht is. Misschien wordt in de toekomst weer een beroep op ons gedaan voor asiel­opvang. Een beperkte groep gezinnen voor 6 maanden is misschien best mogelijk, maar ik denk dat het definitief einde verhaal is. Onze belangrijk­ste les? Blijf praten met inwoners. Daar heeft het in Petten aan ontbroken, met veel frustraties tot gevolg. Meer informatie, communicatie en transparantie had de situatie heel wat makkelijker gemaakt.”

“Asielopvang gaat altijd om mensen”

Arthur van Dijk, commissaris van de Koning Noord-Holland

“Bijna elke week krijg ik een brief van de staatssecretaris dat er in de Noord-Holland nieuwe opvangplekken moeten komen. Vervolgens zijn we net het Post­code­loterij­­belteam: we pakken de tele­foon en gaan op zoek naar oplossingen. Dat doe ik ook aan de Provinciale Regie­tafel. Daarin zitten onder meer wethou­ders van gemeenten en de 5 veiligheids­regio’s, die verantwoor­delijk zijn voor de crisisnoodopvang. Hoe staan we ervoor? Wat hebben ze nodig? De provincie kan de verantwoordelijkheid van gemeenten niet overnemen, dus ik ondersteun en faciliteer vooral. Via de regietafel hebben we bovendien nauw contact met ministeries en het COA over onze uitdagingen.

Asielopvang is een ingewikkelde opgave. Zo hebben we naast de reguliere asiel­instroom nu ook te maken met nood­opvang van Oekraïense vluchtelingen en de opvang van alleenstaande minder­jarige vluchtelingen (amv’ers). Daar­naast zijn gemeenten volgens de Woning­wet verplicht voldoende wonin­gen beschikbaar te stellen voor mensen met een verblijfsvergunning (status­houders). Noord-Holland loopt daarin behoorlijk achter. Dat baart mij zorgen. Het lukt ons gewoon niet om statushou­ders op tijd aan een huis te helpen. Als provincie houden wij interbestuurlijk toezicht op deze wettelijke taak van gemeenten. Dat gebeurt volgens een zogenoemde interventieladder. Het begint met het schrijven van een brief en een gesprek, maar in het uiterste geval volgt er inplaatsstelling. Dan neemt de provincie de huisvestingstaak over op kosten van de gemeente.

De opvang gaat in Nederland volgens een verdelings­systematiek. De provin­cies met de meeste inwoners moeten de meeste asielzoekers opvangen. De meeste gemeenten doen daarin hun stinkende best, maar helaas trekken een paar gemeenten hun handen ervan af. Ze zijn ook niet wettelijk verplicht om mensen op te vangen. Als commissaris moet ik extra opvangplekken dan regelen op basis van mijn blauwe ogen. En ik heb geen blauwe ogen.

We hebben in Nederland echt een groot probleem met asielopvang, daar is vriend en vijand het over eens. We krijgen het gewoon niet opgelost. We vullen gaten met gaten, moeten vluch­telingen steeds vaker noodge­dwon­gen opvangen in hotels en cruiseschepen. Alle­maal pleisterwerk dat tientallen miljoenen euro’s kost. Daarom mijn oproep aan het Rijk: kom met een tijdelijke spreidingswet voor 2 jaar. Dat geeft mij de instrumenten om asielzoe­kers beter te spreiden over Noord-Holland. En het geeft rust en duidelijkheid aan gemeenten. Elke gemeente moet dan voldoen aan de wettelijke opvang­plicht. Dan is het geen kwestie meer van óf ze mensen gaan opvangen, maar wanneer, waar en hoe ze dat doen.

Ik ga regelmatig op werkbezoek bij opvanglocaties en heb enorm veel respect voor de mensen die daar werken en wonen. In mijn werkkamer staat een schilderij dat ik in Zaanstad kreeg van een Syrische kunstenaar. Hij vertrok uit zijn thuisland met het beeld op dat schilderij. Grauw en troosteloos. In Nederland ging hij langzaam weer schilderen met kleur, als symbool voor zijn nieuw gevonden geluk. Dat maakte veel indruk op mij. Ik ben maar een pion in een groot spel, maar zulke verhalen maken dat ik mijn bescheiden rol blijf pakken. Asielop­vang gaat altijd om mensen. Ook achter dat schilderij zit een mens dat alles heeft moeten achter­laten. Aan ons de taak om mens­waardige opvang te bieden.”

“Ons geheim? Wij hebben hier oog voor de mens”

Gerard Rep, wethouder asielbeleid van de gemeente Dijk en Waard

“Dijk en Waard heeft naast het azc in Heerhugowaard ook een crisisnood­opvanglocatie met 50 personen in hotel Heer Hugo. Bovendien wonen zo’n 300 vluchtelin­gen uit Oekraïne in het omgebouwde Transferium en vangen inwoners 286 Oekraïners thuis op in tuinhuisjes en logeerkamers. Daarmee voldoen we ruimschoots aan onze taak­stelling. Ons geheim? Wij hebben hier oog voor de mens. Ik erger me er wild aan dat iedereen steeds praat over cijfers en aantallen. Nee, het gaat over ménsen. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen dat in Ter Apel mensen op het gras en in de regen liggen te slapen.

In januari kreeg ik echter een brief van de provincie waarin stond dat we onvoldoende statushouders huis­vesten. Of we even een plan van aanpak wilden maken over hoe we dat het komende halfjaar gingen oplossen. Die boodschap deed pijn. We roeien met de riemen die we hebben. Dan is het jammer dat de provincie niet kijkt naar het complete verhaal, maar 1 element uitlicht. Frustrerend, maar we gaan door op de ingeslagen weg. Ik denk dat we de tweede helft van het jaar zelfs eindigen met een plus op het gebied van huis­vesting.

We krijgen regelmatig een belletje met het verzoek om extra opvangplekken - altijd op vrijdagmiddag. Vervol­gens gaan bij ons allerlei balletjes rollen, want er moet veel worden geregeld. Daar hebben we een apart team voor. We hebben korte lijntjes met onder meer het COA, woningcorporaties, onderwijs­instellingen, welzijnsorga­ni­saties en jongerenwerk. Misschien kunnen extra vluch­telingen een week verblijven in het azc om de druk op Ter Apel te verlichten? Die vraag is makkelijk te stellen, maar er komt veel meer bij kijken. Zorg voor getrauma­tiseerde mensen, jeugd­zorg, voldoende onderwijsplek­ken, noem maar op. We willen van het COA dan ook de garantie dit goed is geregeld. Het is niet de bedoeling dat mensen straks met hun ziel onder de arm rond­lopen. Dat kan leiden tot escalaties, want veel bewoners dragen een rugzak vol ellende met zich mee.

Desondanks zijn er geen of nauwelijks incidenten. Een tijd geleden kwam een cameraploeg naar het winkel­centrum in Heerhugowaard voor een item over asiel­overlast. Na een kwartier vertrokken ze met de staart tussen de benen: veel inwoners wisten niet dat er een azc is en de rest had er geen last van. Er zijn ook regel­matig bewonersbijeenkomsten en burendagen in het azc. En er is een flinke groep vrijwilligers die helpt met naailessen, sporten met kinderen en les in de Neder­landse taal en cultuur. Dan denk ik trots: ‘Zo zit Dijk en Waard dus in elkaar’.

Ik ben een groot voorstander van een spreidingswet. Wij pakken onze verant­woor­­delijkheid, maar er zijn ook gemeenten in onze regio die niks doen. In 1 gemeente staan zelfs 2 leegstaande schoolgebouwen. Daar baal ik weleens van. Ook wij lopen tegen onze grenzen aan, dus je ontkomt er niet aan om gemeenten te dwingen een percentage asielzoekers op te vangen en te huis­vesten. Laat de provincie of Den Haag maar eens zeggen: ‘En nu zijn jullie aan de beurt’.”

Asielopvang: wie doet wat?

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is in Nederland verantwoordelijk voor de opvang in asielzoekerscentra (azc). Gemeenten zoeken naar geschikte locaties voor nieuwe opvangcentra. De provincie speelt hierin een ondersteunende rol, bijvoorbeeld door het verlenen van vergunningen.

Erkende vluchtelingen met een verblijfsvergunning (statushouders) hoeven niet meer in een azc te wonen, maar krijgen door gemeenten een reguliere woning toegewezen. Het Rijk bepaalt hoeveel statushouders gemeenten moeten huisvesten. De provincie ziet er op toe dat gemeenten deze taakstelling halen.

Het asieldashboard laat zien hoe Noord-Holland, de verschillende veiligheidsregio’s en gemeenten er op dit moment voor staan met de opvang voor asielzoekers en Oekraïners en de huisvesting van statushouders.

Vorige pagina

Deel op social media

Aanmelden &Holland
Volgende pagina