Bouwen aan wonen
Een dak boven je hoofd. Het lijkt zo normaal, maar anno 2022 komt er heel wat bij kijken. De oplossing lijkt simpel: bouwen. Maar we willen ook betaalbaar, duurzaam, klimaatbestendig én een huis dat bij onze levensstijl past. 4 partijen denken mee hoe het beter kan. “Het delen van woningen wordt steeds populairder.”
Salma Bel Lahdab, initiatiefnemer woonprotest internationale studenten
“Ik realiseerde mij snel dat ik niet de enige was die problemen had met het vinden van een huis. In een speciale WhatsAppgroep met zo’n 200 internationale studenten las ik veel vergelijkbare verhalen. Ik nam toen contact op met SRVU-studentenbond en sprak veel met de voorzitter. Om de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) te laten inzien dat het zo niet langer kon, besloten we een protest te organiseren. Dat vond plaats op 28 september 2021.
Om in aanmerking te komen voor een woning meld je je aan bij de universiteit en via DUWO krijg je voor 1 jaar een woning aangeboden. Ik denk dat dit systeem niet werkt, omdat je internationale studenten te snel zelf weer op zoek moeten naar een woning. Daarnaast voedt de universiteit de woningnood zelf door te veel internationale studenten toe te laten.
Na het uitbreken van de coronapandemie was het een hectische tijd. Studenten ging naar huis, maar ook veel studenten bleven. Mijn huurcontract van 1 jaar werd wel tijdelijk met een halfjaar verlengd, maar daarna moest ik zelf een woning vinden. Ineens werden heel veel contracten ontbonden, waardoor studenten tegelijkertijd op zoek moesten naar een woning.
Een woning vinden was onmogelijk, want je had concurrentie van andere internationale studenten én veel woonaanbieders zaten niet te wachten op internationale studenten. Er is veel discriminatie omdat je de Nederlandse taal niet spreekt of omdat je niet dezelfde levensstijl zou hebben. Op Facebook stond bij alle advertenties: ‘Geen internationale student’. Het zou helpen als Nederlanders open staan voor internationale studenten. Je verwacht in een diverse en liberale stad als Amsterdam meer gastvrijheid. Maar in de praktijk is het minder multicultureel.
Ik verbleef tussendoor 15 dagen bij een kennis die tijdelijk in het buitenland was en later bij mijn broer in Amsterdam-Noord. Maar ook daar kon ik niet blijven, want hij heeft een eigen gezin. Ik ben tussendoor meerdere keren naar de VU gestapt om urgentie aan te vragen, maar iedere keer werd ik doorverwezen of afgewimpeld omdat ze niets konden doen. Dat was enorm frustrerend, omdat ik letterlijk geen plek had om te verblijven.
Ik deed mijn best om bij te blijven met mijn studie terwijl ik op zoek was naar een huis. Maar dat was af en toe erg moeilijk. De zoektocht raakt je mentale gezondheid. Je weet soms gewoon niet meer waar je moet beginnen.”
Marjon van der Ven, wethouder wonen bij gemeente Hoorn
“De bouw van woningen per jaar is in de gemeente Hoorn verdubbeld. Gemiddeld duurt het 8 jaar om nieuwe woningen te bouwen. Dat vonden we niet acceptabel. Om woningbouw te versnellen moet je inzicht krijgen in waar het vastloopt. We hebben daarom sinds 2019 een ‘woningversnellingstafel’ waar alle partijen aan tafel zitten: projectontwikkelaars, makelaars, woningbouwcorporaties en de gemeente. In de Rozenbuurt zit nu al, na 4 jaar voorbereiding, de eerste paal in de grond. In plaats van 4 jaar later.
Het is een puzzel om zoveel mogelijk te doen. We willen van Hoorn meer een stad maken. Je hebt het dan niet alleen over woningen, maar ook over werkgelegenheid. Je wilt jonge mensen, bijvoorbeeld studenten of artsen in opleiding, aantrekken en vasthouden. Want heel West-Friesland vergrijst. Dat doe je met aantrekkelijke woningen bij het station, maar daar is dan wel ruimte voor nodig. We verplaatsen daarom een heel busstation. De grond die vrijkomt, moet ook nog eens vrij van bodemverontreiniging zijn voordat er wordt gebouwd.
Ook hebben we in Hoorn goed gekeken naar bouwlocaties binnen de bestaande bebouwing en of leegstaande panden om te bouwen zijn naar woningen. De etages boven winkels staan bijvoorbeeld vaak leeg. Om van deze ruimtes woningen te maken, die ook passen bij onze historische binnenstad, hebben we een subsidie.
Dit alles kost heel veel geld. Zonder geld wordt het een stuk moeilijker om woningen te bouwen. Bodemsanering om vervuilde grond aan te pakken, kunnen een projectontwikkelaar en bouwer niet alleen ophoesten. Gelukkig heeft de gemeente Hoorn veel geld ontvangen van de provincie en het Rijk. Hiermee kunnen we het busstation verplaatsen of onderzoek doen naar locaties, de bodem en parkeren in de stad. De subsidie gebruiken we ook om experts en collega’s in te huren die plannen maken en versnellen.
En het aanvragen van geld kost tijd en dus geld. Voordat je geld ontvangt van de provincie of het Rijk onderzoek je met elkaar waarom het zo belangrijk is om in Hoorn te investeren. Je voert ook veel gesprekken met andere gemeenten en de provincie over wat we waar doen in Noord-Holland. Maar ook over hoe je het geld van de Woningbouwimpuls goed uitgeeft. Geld is daarom in vele opzichten een belangrijke aanjager van de woningbouw.”
Farid Tabarki, tijdgeestonderzoeker en eigenaar Studio Zeitgeist
“De coronapandemie heeft een aantal ontwikkelingen versneld. We hebben nog nooit zoveel thuisgewerkt. Dat doet iets met de wensen en eisen die mensen stellen aan een woning. Toen het internet op kwam, voorspelden experts dat we de stad uit zouden trekken, omdat we de hele dag online in contact kunnen blijven. Maar de stad is populairder dan ooit. De reistijd wordt wel minder belangrijk en daardoor is de keuzevrijheid groter.
Mensen wegen vaker andere factoren mee in de keuze waar ze willen wonen. Dat hangt af van je leeftijd, maar ook van je voorkeuren. Er blijven mensen die stadse kwaliteiten belangrijk vinden, zoals het culturele aanbod of een breder aanbod van scholen. Maar je kunt ook makkelijker kiezen voor groen en rust. En je ziet mensen die geen keuze maken. Zij gaan voor een kleinere woning in de stad en combineren die met een woning buiten de stad die ze delen met anderen. Daar moet je natuurlijk wel het geld voor hebben, maar je ziet dat delen steeds normaler wordt. Bijvoorbeeld auto’s en fietsen, maar ook woningen. Dit wordt onder jongere generaties steeds populairder.
Ik denk dat twintigers of dertigers best kunnen leven met wat kleinere woningen, maar dan wel met gedeelde faciliteiten dichtbij. Denk aan een gezamenlijke ruimte waar je mensen kunt ontmoeten, kunt werken of je was kunt doen. Dat kan een aantrekkelijk alternatief zijn voor jongeren die starten op de woningmarkt en niet direct een huis vinden. Of voor mensen die nieuw aankomen in Nederland of jonge mensen die zich niet voor een lange periode willen vastleggen. Andere steden in de wereld, zoals Seoul, lopen daar allang in voorop. Dit gaat navolging vinden in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam.
In Amsterdam heb je bijvoorbeeld het Marineterrein. Ik hoop dat dit een plek wordt voor innovatie en vernieuwing, in plaats van een klassieke woonwijk. Een plek waar je kunt wonen en werken op een dynamische manier en waar je weer vertrekt als je een volgende stap zet in je wooncarrière. Dat is ideaal voor studenten en expats die hun weg zoeken in de stad. Deze woningen zijn ook nodig om doorstroming mogelijk te maken.”
Sander van der Wal, directeur onderzoeksbureau &flux
“Het grote gevaar van de crisis op de woningmarkt is dat we alleen maar kijken naar oplossingen op de korte termijn, namelijk zoveel mogelijk betaalbare woningen bouwen. Maar dat kan ook op een toekomstbestendige manier. Als je dat niet doet, dan creëer je de wooncrisis van de toekomst.
Helaas wordt klimaatbestendig bouwen te vaak tegenover de woningbouwopgave gezet. Mensen denken dat bouwen te lang duurt en duurder wordt. Maar dat hoeft helemaal niet. Je moet onderzoeken hoe je op een goede manier klimaatbestendig bouwt zonder dat de bouwproductie vertraagd. Samen met overheden en marktpartijen willen we overeenkomen wat klimaatbestendig bouwen is. En kijken of dat betaalbaar en realiseerbaar is.
Waterschappen, woningbouwontwikkelaars, bouwers, gemeenten en provincie spreken daarom af wat ze verstaan onder klimaatbestendig bouwen en welke uitgangspunten daarbij horen. Als je het daarover eens bent, trekken alle overheden 1 lijn en kunnen alle partijen zich goed voorbereiden op het bouwen van woningen. Iedereen heeft dan een gelijk speelveld én je brengt de woningbouwopgave samen met klimaatbestendig bouwen.
Om vast te leggen wat klimaatbestendig bouwen is, hebben we basisveiligheidsniveaus omschreven voor wateroverlast, droogte, hitte, overstromingsrisico en natuurinclusiviteit en biodiversiteit. De basisveiligheidsniveaus geven de kwaliteitseisen aan en geven concrete aanwijzingen. Bijvoorbeeld over hoe snel water weg moet kunnen lopen. Het is concreet, zonder dat we maatregelen voorschrijven. Uiteindelijk is het belangrijk wat je lokaal kunt en wilt doen.
We kijken met de basisveiligheidsniveaus tot 2050. Dat vind ik zelf wel spannend, want als we iets nieuws bouwen dan staat het er waarschijnlijk tot 2150 en niet tot 2050. Er zijn heel veel mensen bezig om de woningbouwopgave te versnellen. Als we de basisveiligheidsniveaus vaststellen voor 2150, dan worden die strenger. Er ontstaat dan meer angst en weerstand tegen die niveaus. We kiezen daarom voor stap voor stap. Dat is een afweging die je moet maken.
Dat betekent niet dat je geen rekening moet houden met de toekomst. Maatregelen tegen wateroverlast bedenken, kunnen we in Nederland als de beste. Maar die kosten wel ruimte. Ergens moet een dijk komen, een waterbuffer of waterbergingsplek. Die ruimte moet je wel reserveren. Dat is een belangrijk pleidooi geweest van de Deltacommissaris.”